KORT HISTORISCH OVERZICHT:
De IJslandse Hond, de enige inheemse hond in IJsland,
werd door de Vikingen die IJsland koloniseerden
(874-930) meegebracht. De hond was voor de boeren
onmisbaar bij het drijven en hoeden van de veestapel
en zijn manier van werken heeft zich goed aangepast
bij het landschap, de landbouwontwikkelingen en
de harde levensomstandigheden van de IJslanders
door de eeuwen heen.
De laatste decennia is de populariteit van de IJslandse
Hond toegenomen en ondanks zijn kleine populatie
denkt men niet dat er gevaar voor uitsterven is.
ALGEMENE VERSCHIJNING:
De IJslandse Herdershond is een Noordelijke Spitshond,
iets kleiner dan middelgroot, met rechtopstaande
oren en een gekrulde staart. Van opzij gezien is
de hond rechthoekig; de lichaamslengte vanaf de
schoudertop tot aan het uiteinde van het heupbeen
is groter dan de schofthoogte. De diepte van de
borstkas is gelijk aan de lengte van de voorbenen.
Zijn uitdrukking is zacht, intelligent, zelfverzekerd
en veelvuldig lachend. Er zijn twee soorten vachten,
lang en kort, maar in alle gevallen dicht en effectief
waterafstotend. Er is een duidelijk verschil tussen
de geslachten.
GEDRAG EN TEMPERAMENT:
De IJslandse Hond is een moedige en snelle herdershond
die blaft. Dit maakt hem erg geschikt voor het hoeden
en drijven van vee, zowel in weilanden als op berghellingen
en voor het terug vinden van zoekgeraakte schapen.
De IJslandse Hond is van nature waaks en groet bezoekers
met enthousiasme zonder agressief te zijn. Zijn
jachtinstinct is zwak. De IJslandse Hond is vrolijk
en vriendelijk, hij is nieuwsgierig, speels en moedig.
HOOFD: Het hoofd
is krachtig gebouwd met strakke huid. De schedel
is iets langer dan de snuit. Van boven en opzij
gezien is het hoofd driehoekig.
Schedel: Enigszins gewelfd.
Stop: Duidelijk uitgesproken maar niet diep
of hoog.
Neus: Zwart van kleur, behalve bij chocoladebruine
en sommige beige honden.
Snuit: Goed ontwikkeld, tamelijk kort en
recht, gelijkmatig toelopend naar de neus, en vormt
van boven zowel als van opzij gezien een stompe
driehoek.
Lippen: Strak aangesloten, zwart, behalve
donkerbruin bij chocoladebruine en crème
honden.
Gebit: Volledig schaargebit.
Wangen: Vlak
Ogen: Middelgroot en amandelvormig. Donkerbruin,
maar iets lichter bij chocoladebruine en crème
honden. De oogleden moeten zwart zijn behalve bij
chocoladebruine en crème honden.
Oren: Middelgroot, rechtopstaand, en bijna
een gelijkzijdige driehoek. De randen zijn stevig
en de top een beetje afgerond. Zeer beweeglijk,
reageren attent op geluid en laten de gemoedstoestand
van de hond goed zien.
HALS: van gemiddelde
lengte, sterk, enigszins gewelfd, huid strak (droog
(zonder enige losse huid)) en het hoofd moet hoog
gedragen worden.
LICHAAM: Rechthoekig
en krachtig. Lengte in verhouding met de totale
verschijning.
Rug: Sterk, gespierd en recht.
Borstkas: Lang en diep met goed gewelfde
ribben.
Lendenen: Gespierd en breed
Kruis: Enigszins kort, breed, licht hellend
en goed gespierd.
Buik: Licht opgetrokken.
STAART: Hoog gedragen
en gekruld op de rug, de rug rakend.
BENEN:
VOORBENEN: Van voren
gezien moeten de voorbenen recht zijn, parallel
en sterk. Normaal gehoekt.
Schouders: Schuin en gespierd.
Hubertusklauwen: Mogen dubbel zijn.
Voeten: Enigszins ovaal, tenen gewelfd en
dicht bij elkaar gelegen en de voetkussens stevig.
ACHTERBENEN: Van
achteren gezien parallel, recht en sterk. Normaal
gehoekt.
Dijen: Breed en goed gespierd.
Hubertusklauwen: Goed ontwikkelde, dubbele
Hubertusklauwen zijn wenselijk.
Voeten: Zie voorbenen.
GANGWERK:
De hond beweegt zich krachtig, snel en moeiteloos,
en vertoont goed uithoudingsvermogen.
VACHT:
Dubbele vacht (bovenvacht en ondervacht), dik en
zeer waterafstotend. Er zijn twee variëteiten:
*Korthaar:
Bovenvacht van gemiddelde lengte en enigszins hard,
ondervacht dicht en zacht. De vacht is korter op
het hoofd, snuit, oren, voorzijde van de benen,
maar langer op nek, hals, schoft, borst, achterzijde
van de voorpoten en het bekkengebied. De staart
is dichtbehaard en de lengte van de vacht is in
overeenstemming met de rest van de vacht.
*Langhaar:
Bovenvacht is meer dan middellang en enigszins hard,
ondervacht dicht en zacht. De vacht is korter op
het hoofd, snuit, oren en de voorzijde van de benen,
maar langer op de nek, hals, schoft, borst, achterzijde
van de voorpoten en het bekkengebied. De staart
is dichtbehaard en de lengte van de vacht is in
overeenstemming met de rest van de vacht.
KLEUR:
Vele kleuren zijn toegestaan, maar één
kleur moet overheersen.
De hoofdkleuren zijn:
· Tan (bruinrood) in vele variëteiten,
van crème tot bruinrood.
· Beige (crème).
· Chocolade bruin.
· Grijs.
· Zwart.
Wit gaat altijd samen met de overheersende kleuren.
De meest voorkomende witte markeringen zijn: bles,
een deel van het gezicht, kraag, borst, punt van
de staart, en sokken van verschillende lengten.
Het komt vaak voor dat de hoofdkleur lichter is
onder de hond van hals tot staart. Op rode en grijze
honden komen zwarte punten soms voor op de bovenvacht
en zelfs hele haren. Zwarte (driekleur) honden hebben
een zwarte vacht, witte markeringen als bovengenoemd,
traditionele markeringen van een van de verschillende
kleuren tan op de wangen, boven de ogen, (wenkbrauwen),
en op de benen. Ook mogen plekken van de bovengenoemde
kleuren op een witte achtergrond (bont). Het is
niet wenselijk dat wit de overheersende kleur is.
MAAT:
De ideale maat is:
Reuen : 46 cm.
Teven : 42 cm.
FOUTEN:
Iedere afwijking van bovengenoemde punten is een
fout en moet beoordeeld worden in de juiste verhouding
tot de ernst van de fout.
* Een zwarte mantel of een zadel samen met een rode
of een grijze hoofdkleur.
ERNSTIGE FOUTEN:
* Geen Hubertusklauwen.
* Gele ogen.
* Ronde en uitpuilende ogen.
OPMERKING:
Reuen moeten twee duidelijk normale testikels hebben
die volledig in het scrotum zijn ingedaald.
|